Zoveel mensen zoveel motivaties.
Motivatie is namelijk afhankelijk van wat jij belangrijk vindt, je ideeën over hoe je daar praktisch vorm aan geeft en je talenten en vaardigheden om dat ook uit te voeren.
Motivatie krijgt daarnaast vorm door de context waarin deze geformuleerd wordt.
Dus door wat je in je leven meemaakt.
Maar als dit waar is, hoe kunnen we dan ooit in samenwerking iets voor elkaar krijgen?
Leidt dit niet tot het ultieme relativisme?
Want iedereen volgt zijn of haar motivatie. En dan kan er nooit meer iets gemeenschappelijks van de grond komen.
Toch?
Ik denk dat dat juist niet het geval is.
Volgens mij is een randvoorwaarde voor echte flow en een gierend constructief groepsproces dat we beseffen dat we allemaal onze eigen drijfveren hebben om aan iets bij te dragen.
Door die diversiteit te erkennen en omarmen ontstaat de ruimte te zoeken naar wat ons verbindt.
In mijn boek de Motivatieparadox noem ik dat de ‘motivatiematch’.
Zoeken naar verbinding terwijl we onze verschillen onderkennen is beter dan het krampachtig ontkennen van verschil.
Of van bovenaf een gedeelde motivatie opleggen.
Want je kunt vanuit een waaier aan motivaties prima in gezamenlijkheid werken aan een gemeenschappelijk doel.
En als we van elkaar weten wat ons drijft en wat de grenzen daaraan zijn kunnen we het beste uit elkaar halen en met elkaar zoeken naar oplossingen bij obstakels.
Dan zou het zomaar eens een fantastische samenwerking kunnen worden…